Hoge Raad, 20 december 2019
Het rechterlijk bevel aan de Staat om de uitstoot van broeikasgassen door Nederland met 25 procent te verminderen voor het einde van 2020 blijft in stand. Dat heeft de Hoge Raad vandaag beslist.
Een belangrijke oorzaak van de snelle opwarming van de aarde is de uitstoot in de atmosfeer van CO2 en andere broeikasgassen. Dit brengt grote gevaren mee voor het leven op aarde. De Stichting Urgenda en de Staat vinden allebei dat de uitstoot van broeikasgassen snel moet worden verminderd, en uiteindelijk vrijwel geheel moet stoppen, maar verschillen van mening over het tempo. De Staat heeft voor 2020 een doelstelling in EU-verband van vermindering met 20 procent ten opzichte van de uitstoot in 1990. Urgenda daarentegen is van mening dat, gelet op de ernstige risico’s van klimaatverandering, de Staat niet met deze doelstelling mag volstaan. Urgenda eist beperking van de Nederlandse uitstoot in 2020 met ten minste 25 procent ten opzichte van die in 1990.
De rechtbank in Den Haag heeft het standpunt van Urgenda gevolgd. Zij heeft de Staat in 2015 bevolen om de uitstoot van broeikasgassen door Nederland met 25 procent te verminderen voor het einde van 2020. Het gerechtshof in Den Haag heeft dit bevel in 2018 bevestigd. Het cassatieberoep van de Staat tegen deze beslissing heeft de Hoge Raad vandaag verworpen.
De Hoge Raad heeft zijn oordeel gebaseerd op het VN-Klimaatverdrag en op de rechtsplichten van de Staat tot bescherming van het leven en het welzijn van burgers in Nederland. Die verplichtingen zijn verankerd in het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (het EVRM). In de wetenschap en de internationale gemeenschap bestaat een grote mate van consensus over de dringende noodzaak van een reductie van de uitstoot van broeikasgassen eind 2020 met minimaal 25 procent door ontwikkelde landen. De Staat heeft niet toegelicht waarom een lagere reductie verantwoord is te achten en nog tijdig kan leiden tot het ook door de Staat aanvaarde einddoel.
De Staat vindt dat de besluitvorming over de reductie van broeikasgassen aan de politiek is. De Grondwet schrijft echter voor dat de Nederlandse rechter de bepalingen van het EVRM toepast, aldus de Hoge Raad. Deze opdracht aan de rechter tot het bieden van rechtsbescherming is een wezenlijk onderdeel van de democratische rechtsstaat. De rechter moet immers waken over de grenzen van het recht. Dat is wat het hof in dit geval heeft gedaan, volgens de Hoge Raad.
De Hoge Raad oordeelt dan ook dat het hof heeft mogen beslissen dat de Staat verplicht is de reductie met 25 procent voor eind 2020 te behalen, wegens het risico van een gevaarlijke klimaatverandering die ook de ingezetenen van Nederland ernstig kan treffen in hun recht op leven en welzijn.